KSA-weekend

Nog nooit had ik zoveel twijfels als in die week die voorafging aan het kabouterweekend van de KSA.  Ik had namelijk alle twee mijn zonen ingeschreven.  Alle twee!  Ook die kleine pruts van nog geen zes.

Veel te vaak wordt hier van hem verwacht dat hij kan en doet wat zijn broer hem voordoet.  Zo kon het kind zijn jas aandoen nog voor hij twee was, moest en zou hij fietsen op zijn derde verjaardag, om nog maar te zwijgen van zijn eerste wedstrijd die hij reed op viereneenhalf en voor de voetbalstage die hij vorig jaar volgde was hij eigenlijk ook nog een jaar te jong.

Toen hij in september zijn eerste stappen zette in de jeugdbeweging werd ervan uitgegaan dat hij ook op weekend zou vertrekken.  Echt enthousiast waren ze alle twee niet maar hoe dichter het weekend kwam hoe beter het ging.  Ik denk dat ze gewoon veel steun hadden aan elkaar en aan hun vriendjes die ook ingeschreven waren.  Hoe enthousiaster zij werden hoe groter de knoop in mijn maag. De valiezen werden gemaakt en door een communicatiefout tussen hun vader en ik vertrokken we noodgedwongen te voet naar de plaats van afspraak.

Bij de briefing aan de lokalen was kleine Lomme nog enthousiast en liep hij dolgedraaid mee met zijn broer en vriendjes.  Toen we een uur later in Leisele afscheid moesten nemen, leek het er op dat hij ons niet los zou laten.  Hij sprong van de één naar de ander en bedolf ons met zoentjes en knuffels.  Toen werden zijn ogen rood en even dacht ik dat we samen een potje zouden wenen maar hij vermande zich en liep zonder omkijken richting de groep kabouters.

Ik heb nog een halve dag ongemakkelijk gelopen.  Bijna constant moest ik aan mijn twee zonen denken.  Ik verveelde me en liep verloren zonder hen.  Was dit nu waar ik zolang naar uitgekeken had – ik moet daar eerlijk in zijn – een rustig, kinderloos weekend?  Wel, het kon niet snel genoeg zondagmiddag zijn.

Als één van de eersten stonden we terug op de boerderij waar we onze jongens twee dagen voordien achtergelaten hadden.  Een spel was nog in volle gang en toen ik Lomme aanspoorde om even dichterbij te komen, schudde hij het hoofd.  “Ik moet nog een spelletje doen.”

Even later mochten we eindelijk onze zonen terug in de armen sluiten en meenemen naar huis.  Moe, versleten, pottezwart en weer een ervaring rijker.  Echt enthousiast waren ze niet maar uit de weinige flarden die we opgevangen hebben, kunnen we afleiden dat het toch een klein beetje leuk was.

De valies was bijna compleet.  Slechts een bad- en een keukenhanddoek ontbraken.  Uit de vuile was kon ik nog afleiden dat Lomme, in tegenstelling tot zijn broer, elke dag verse kleren had aangetrokken.  Warre droeg bij thuiskomst nog dezelfde kleren als toen hij vertrokken was, onderbroek inclusief.  Wie is hier de plantrekker?

Plaats een reactie